‘de Dogtroep’
2e in het drieluik inspiraties. Dit is het tweede deel in het drieluik over mijn theaterinspiratoren, in ieder deel beschrijf ik een theatermaker, -groep of -stuk, welke me blijvend heeft geïnspireerd. In mijn vorige blog beschrijf ik de noodzaak tot inspiratie en theatermaker Jozef van den Berg. Dit deel gaat over ‘de Dogtroep’. Er is veel over de Dogtroep en hun werkwijze geschreven: dat ze theater weer toegankelijk wilden maken voor een grote groep mensen, dat in de beginjaren iedereen alles moest kunnen van timmeren en zagen tot performen. Of dat de cue’s vast stonden, maar dat daarbinnen alle ruimte was voor de eigen invulling van de performer (impro?). Wil je hier meer over weten, dan raad ik je aan om ze even te googelen, o.a. op Wikipedia staat een heel aardig artikel. In deze blog beschrijf ik mijn beleving en waarom de Dogtroep mij blijvend inspireert. De eerste keer dat ik de Dogtroep zag, was ik mee genomen door mijn ouders. Het was in het midden van mijn puberteit. Ik zat op een harde tribune met voor mij een soort kanaal. Zoals zoveel voorstellingen van de Dogtroep was ook deze op locatie. Wat er voor mijn ogen afspeelde was een spektakel van vuur en water, veel water en verder licht, rook, grote kostuums en kranen. Alles ging de hoogte in of kwam van onderop tevoorschijn. Het doet me nu denken aan de film ‘Waterworld’ met Kevin Kostner; net zo veel katrollen en net zo weinig verhaal. Maar een indruk achterlaten deed het wel. Later zou ik nóg een voorstelling van hen zien, ditmaal in Carré. Ook veel spektakel, met onder andere een muur van planken die in elkaar stort, maar toch minder dan die eerste voorstelling die ik zag. Zoals Harrie Jekkers zingt; “Zo mooi wordt het nooit meer, zoals die allereerste keer!” De Dogtoep maakte theater dat je als toeschouwer een gevoel van vrijheid gaf. Dat gevoel van vrijheid (van expressie) heeft vooral ruimte nodig. Een klassiek theater is dan al snel toch een beetje een gevangenis. De makers leken dit ook gevoeld te hebben, want boven Carré uit toornde de bovenkant van een enorme slinger die uit de pendule van een reus gejat leek. Alsof de voorstelling wilde uitbreken uit de conformiteit van een klassiek theater. Het abstracte beeldende karakter van de voorstellingen maakte dat ik als toeschouwer zelf de verschillende prikkels, geluiden en beelden om kon vormen tot een lineair verhaal. Alsof je een stapel puzzelstukjes krijgt die je alle mogelijkheden biedt om om het even welke puzzel te vormen. Die toeschouwerbeleving, dat gevoel van vrijheid en de hyperfocus die dit proces met zich mee bracht, gaven me een plezierige beleving; een kick. Het is die kick die ik als toeschouwer weer ervoer bij voorstellingen van mimegroep Bambie, Galili dans, Jan Fabre, of goed doordachte straattheater performances of clownerie. Wat ik bijzonder knap vind is dat de Dogtroep met zeer abstract theater toch tienduizenden bezoekers trok. Het bewijst dat abstract theater dus helemaal niet per definitie ontoegankelijk hoeft te zijn voor ‘de massa’ en toch wordt het bijna niet geprogrammeerd in mijn woonomgeving. Jammer, want dit zijn de type voorstellingen waar ik juist als toeschouwer behoefte aan heb. De Dogtroep heeft mijn smaak zeker gevormd; een voorliefde voor rauw, beeldend, ongepolijst, abstract en performance theater waarbij samenhangende tekst ontbreekt. Soms kan ik wat afgeven op technisch, bijna rigide geregisseerde choreografieën, ingestudeerde improspelvormen, strakke mise-en-scène of zang welke naar diezelfde technische perfectie streeft. En vooral de mate waarin dit kritiekloos applaus ontvangt. Een reden ligt wellicht in mijn onvermogen om zelf iets te maken wat geïnspireerd is op de Dogtroep. Het is lastig om iets concreets te doen met de overweldigende inspiratie die de Dogtroep mij geeft. Om iets te maken in die stijl heb je al snel een loods met spullen, gereedschap, lasapparatuur, vaklieden, kunstenaars etc nodig. Dat heb ik niet en daarbij is de speeltechniek van abstract theater ook nog een behoorlijke drempel voor de meeste amateur spelers. Vraag een speler maar eens om een echte bij te spelen, een gebakken eitje of helemaal los te gaan in vraatzucht. Het kost vaak veel moeite om spelers zover te krijgen om die grenzen over te gaan en als die beslecht zijn, geeft het ze zeker niet altijd een goed gevoel. Je moet jezelf er immers soms heel ‘lelijk’ voor durven maken en je kan het niet ‘een beetje’ doen, want dat zie je direct. Het meest abstracte dat ik zelf ooit heb gespeeld, was een performance voorstelling genaamd ‘de legendarische kraak’. Er was een omgeving neergezet met een huiskamer, een slaapkamer en een toilet. In de hoek was een DJ bezig met een soort repeterende minimal music van geluidsfragmenten. Op kubussen om het decor heen stonden twee koperblazers die mee-improviseerden op de geluiden van de DJ. Verspreid stonden enkele oude tv’s met ruis op het beeldscherm en alles was wit; witte wijnfles, witte tafel, wit bed en in het wit geklede en geschminkte acteurs. Een collega studente van mijn opleiding en ik zelf handelen synchroon, in een strak metrum in het decor. We aten, keken tv, copuleerden, sliepen, lazen de krant, gingen naar de wc en herhaalden de hele riedel. We hadden alleen die middag even geoefend, maar het meeste ontstond eigenlijk al improviserend. Verder word ik nog steeds enthousiast als ik met decors de lucht in kan of ergens iets kan doen met een schimmendoek, een deur of luik. Ook een ruime omgeving met zaagmachines, hout, ijzer en ander oneindig materiaal prikkelt mijn fantasie. Dan zie ik de materialen als een 3d film in elkaar passen tot een voorstelling: de katrollen, kranen, koperblazers, wielen, water en het vuur. Dan moet er epische muziek aan en wil ik een tekentafel, een stolp om me heen en oneindig veel tijd. Filmpje zien? Klik even hier
1 Opmerking
Deze keer geen blog maar sound.
De improschool was te gast op radio Apeldoorn kort nadat we de try out van onze voorstelling op zaterdag aanstaande . Hier kan je het interview luisteren. https://soundcloud.com/fulconiels/interview-met-de-improschool-op-radio-apeldoorn Kijkt Apeldoorn wel kritisch naar kunst en cultuur?
Deze maand een echte opinieblog. In zijn artikel: ‘Meer geld voor de culturele elite’ pleit Coen Simon voor meer kritische kunstkijkers en vooral een culturele elite die met kennis en wetenschappelijke onderbouwing vertelt wat goede kunst is. Hij zegt dat er over smaak wel degelijk te twisten valt: “Ik ben ervan overtuigd dat we de verbeelding opnieuw aan de macht kunnen helpen. Tegen de defaitistische tijdgeest in, waarin een collectief onbehagen wordt aangejaagd door het beeld van een neoliberale bulldozer die met zijn marktwerking de cultuur naar zijn onafwendbare ondergang schuift.” Het artikel intrigeerde me en ik vroeg me af; hoe staat dat er eigenlijk voor in Apeldoorn? Kritisch zijn betekent namelijk niet dat je iemand het succes niet gunt, eerder dat je ziet dat iets ten onrechte door een tekort aan kennis wordt aangeprezen en je dat iets beter kan en moet. Als ik recensies lees op lokale media als Apeldoorn direct of weblogs over bijvoorbeeld voorstellingen of festivals, dan lees ik dat met name de hoeveelheid publiek als graadmeter voor kwaliteit gebruikt wordt. Er komen veel mensen op af dus het moet wel goed zijn. Als je het daar niet mee eens bent, dan ben je al snel zuur, want het gros vond het toch leuk? Maar als ik weer lees hoe het bevrijdingsfestival in Apeldoorn (dat op mij en mijn vrouw over kwam als een vluchtelingenkamp) zonder onderbouwing anders dan het bezoekersaantal de hemel in wordt geprezen, dan jeukt mijn toetsenbord. Wees toch eens wat meer kritisch! Maar kritisch zijn is niet makkelijk. Los van het risico dat je het stempel ’die ene zure’ op je hoofd krijgt, moet je het kunnen onderbouwen. Het is ook makkelijker om een voorstelling aan te prijzen (zeker als je het kaartje gratis gekregen hebt) dan om er een kritisch stuk over te schrijven. Iemand die positief is in een review, wordt veel minder vaak tegen gesproken. De oplossing hiervoor is scholing en oefening. Probeer de volgende keer als je een review op social media plaatst over een voorstelling of evenement, je mening te onderbouwen met behulp van de volgende vragen:
Introductie
Voor de maandelijkse nieuwsbrief van Cultuurwijzer Apeldoorn werd ik gevraagd om een blog te schrijven over proces gerichte didactiek. Best een uitdaging want terwijl ik dit schrijf lig ik rillend van de koorts in mijn bed. Maar het is een wonder wat je kan als je, je effe plat slikt. Dus daarom u ook op de website van improschool Apeldoorn. Redigeren is gebeurd door Tessa Korf, ik vind d'r top! Werk je ook op een basisschool en wil je ook meegenomen worden in de nieuwsbrief van cultuurwijzer met leuke artikelen verhalen, kortom inspiratie? Hier kan je contact opnemen vinden ze leuk. http://www.cultuurwijzerapeldoorn.nl/ Procesgerichte didactiek, een terugblik ‘Procesgerichte didactiek’, kent u die term? Op 7 maart kregen de leerkrachten van de Regenboog hierover een training door mij en een aantal kunstvakcollega’s. Wij hadden er tot voor kort ook nog niet van gehoord, of de klok wel horen luiden maar….. In een maatschappij waarin verandering de norm is en informatie uitwisseling zo snel gaat dat het weten (de kennis) ondergeschikt is aan de toepassing, het verbinden en het vergaren, is het zaak meester te worden van je proces. (bron: Tedtalk Odi Obeng) Wij (de kunstvakdocenten) gingen in training bij Karin Kotte, een specialist op het gebied van procesgerichte didactiek in cultuureducatie. Zij vertelde over de balans tussen ambacht en vrije expressie. Het verschil tussen een knutselwerkje van Pinterest dat er strak uit ziet (resultaatgericht) en een kind dat kleuren verf op een papier smijt. Voor mij als theaterdocent met als specialisme improvisatie kwam dit maar al te bekend voor. Niet zelden krijg ik te horen als ergens de organisatie rommelig is: ”Dan improviseer je toch wat, daar ben je toch goed in?”. Maar zo werkt het niet. Improvisatietheater waarbij het proces je product is, werkt alleen wanneer je hele duidelijke kaders hebt. Roemer Lievaard, een theatermaker uit Amsterdam, schreef daar een mooi blog over. Dus zelfs in iets dat zo procesgericht is als improvisatietheater, is de balans (comfortzone) belangrijk. Verder lichtte Karin de vier stappen van procesgerichte didactiek toe. Namelijk: oriënteren, onderzoeken, uitvoeren en evalueren. Daarna hebben we hier met de vier docenten een trainingsmiddag aan besteed, waarbij we kritisch door elkaars lesopzet zijn gegaan. Vervolgens ging ik met mijn doorgezaagde lesopzet naar de regenboog. Lees verder… Ik begon mijn training op de Regenboog met twee beloftes. De eerste: Aan het einde van de workshop heb je een verhaal (theaterscript) dat je kunt gebruiken in je eigen klas. (- En snap je hoe je het moet maken. - Maar dat liet ik ze ervaren.) Wat me opvalt in trainingen aan PO docenten is dat ze het liefst direct praktische hulpmiddelen krijgen die ze dan ook direct in kunnen zetten. Ik noem het even het ‘Pinterest leitmotiv’. Daarom was mijn tweede belofte: je bent zelf verantwoordelijk voor de overdracht naar jouw doelgroep. Hiermee stimuleerde ik ze zich te focussen op het proces, in plaats van op het product. Tijdens de workshop werkten we keurig toe naar het maken van een verhaal met elkaar, waarbij ik bij iedere oefening uitlegde of uitvroeg waarom deze oefening gedaan werd. Ik leerde ze associëren, aansluiten en heel belangrijk: comfortabel te zijn met falen. Want waarom is dat laatste zo belangrijk? Ook dit heeft alles met creativiteit en flow te maken. Als voorbeeld vertelde ik over een training die ik gegeven heb aan een groot bedrijf dat tenders schrijft voor de bouw. Dit gaat vaak om miljoenenprojecten en een enkele fout kan zorgen dat de aanbesteding naar de concurrent gaat. Tegelijkertijd moeten ze constant innoveren en creatieve oplossingen verzinnen, want de veranderingen blijven doorgaan. Dit lijkt een onmogelijke paradox. Om te testen hoe dit werkt bij hen, heb ik ze ingedeeld in vier groepen: introvert-relatiegericht, introvert-ratiogericht, extravert-ratiogericht en extravert-relatiegericht. Voor diegene die er meer over willen weten google dan even op ‘insights discovery’ maar voor dit verhaal is dit voldoende. Ik liet hen de marsmallow test doen. Het is wat Amerikaans maar als je de extreme superlatieven wegdenkt best het kijken waard. Wat daar opviel en dat wordt ook verteld in het filmpje, is dat de groep die won en het meest succesvol was de groep: extravert-relatiegericht was. Waar andere groepen eerst uitzochten wie de leiding nam of eerst in hun hoofd het beste idee wilde maken alvorens het te delen, ging deze groep direct aan de slag. Ieder idee werd direct uitgeprobeerd, stortte in, werd aangepast en weer uitgeprobeerd. En ze hadden lol in dit proces, ze waren comfortabel met hun falen. Je hoort wel eens iemand zeggen: ”ja maar ik ben niet creatief”. Dan denk ik: Ja dat klopt, niet omdat je genetisch niet creatief bent, maar omdat je jezelf censureert en je ideeën niet in een vroeg stadium deelt. In de training legde ik uit dat alvorens je naar een product kan werken, er eerst een aantal oefeningen nodig zijn om het proces zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. Nu de toepassing naar de alledaagse schoolrealiteit, wat heb je hier nu aan? Ik stel je twee juffen voor: Juf A geeft les op OBS het riddertje in Kalmshaar (niet bestaand), Juf B geeft les op de Regenboog en heeft een workshop gekregen van zo’n maffe theaterdocent over procesgerichte didactiek. Het is maandagochtend en beide juffen willen beginnen met hun rekenles. De leerlingen komen sloom en moe binnen. Ze hebben dit weekend duidelijk niet goed uit kunnen rusten. De juffen geven instructies en de kinderen gaan aan het werk. Maar de juffen zien dat focus ontbreekt en het werk tergend langzaam verloopt. Juf A wil positief labelen en denkt wat als ik een beloning in het vooruitzicht stel. Maar dan denkt ze tegelijkertijd aan hoe vervelend dat is voor de kinderen die minder goed zijn in rekenen en ziet er van af. Het zit er vandaag gewoon even niet in. De kinderen verlaten zuchtend het klaslokaal voor de pauze: “Wat is rekenen toch stom, zien ze niet dat ik moe ben?” Juf B ziet hetzelfde gebeuren en herinnert zich de training. Ze herkent en erkent het procesprobleem en besluit te in te grijpen. Ze grabbelt een jongleerballetje uit haar lade en roep: ”iedereen staan”. Er gaat een schrikreactie door de klas, de kinderen kijken elkaar aan, wat is dit? De juf gooit het balletje naar een leerling. Verbaast vangt hij het balletje. “Je mag het balletje niet langer dan 2 seconden vasthouden, dan moet je het naar iemand anders gooien.” De jongen gooit het balletje net iets te hard naar iemand anders. Nog een regel: “Als je niet vangt moeten zowel de vanger als de gooier zitten.” De jongens kijken elkaar aan. De juf beseft dat de jongens teleurgesteld zijn en past aan: “Maar iedereen heeft 1 leven en mag dus een fout maken.” De bal gaat de klas rond in hoog tempo. Iedereen let alert op om hem te vangen en te gooien. De juf koppelt de opdracht nu aan het rekenwerk. Laten we zeggen dat ze bezig zijn met aftrekken en optellen van getallen boven de tien. Leerling 1 roept een getal en gooit de bal naar leerling 2, deze roept de berekening, erbij of eraf en gooit de bal door naar leerling 3 die roept een getal boven de tien en gooit ‘de som’ door naar leerling 3 welke ineens het antwoord moet roepen. Hij mag er niet over nadenken hij moet instinctief een antwoord roepen. Als het goed is klinkt er een belletje, als het fout is klinkt er kort applaus en mag hij de bal verder gooien. In het begin worden er veel foute antwoorden gegeven maar op den duur volgen er steeds meer goede antwoorden. De kinderen vragen de volgende dag blij: ”Juf gaan we weer rekenen”? Juf B heeft zelfstandig een transfer gemaakt naar haar eigen werkpraktijk en heeft een keuze gemaakt om het proces te stimuleren. Hiervoor was wel de juiste inspiratie nodig! Ook behoefte aan inspiratie? Ik geef graag dezelfde workshop bij jullie op school! Fulco Vereniging, groep of gezelschap wat zijn de verschillen? ![]() Stel je doet aan improvisatietheater en je wilt met je mede cursisten een clubje oprichten waarmee je kan optreden. Wat zijn dan je opties, wat zijn de verschillen en waar loop je tegenaan? Als docent heb ik veel groepjes, verenigingen en gezelschappen meegemaakt en ze lopen vaak tegen dezelfde zaken aan. En natuurlijk hebben ze vroeg of laat allemaal met hetzelfde probleem te maken; ‘hoe komen we aan leden?’ Ook daar besteed ik aandacht aan. Allemaal opgezet vanuit mijn praktijk ervaring dus geen bronnen etc, sorry 😉. Maar eerst de typen clubjes. De vereniging Een groep spelers wil graag spelen. Natuurlijk kent er wel iemand een notaris en een notaris adviseert altijd; begin een vereniging. Een vereniging begint men meestal uit praktische en organisatorische overwegingen. ‘We hebben een middel nodig om geld te innen van de leden, cursus ruimten te huren, docenten etc etc.’ In ruil voor een jaarlijkse contributie regelt de vereniging alles voor je en mag jij een keer per jaar je stem laten horen. Er wordt een bestuur gekozen dat besluiten maakt horende de leden. Er worden algemene statuten opgesteld en een huishoudelijk regelement waarin de praktische zaken geregeld worden. Dit huishoudelijk regelement mag alleen aangepast worden bij meerderheid van stemmen van de leden, maar zonder dat het de notaris hoeft te passeren, meestal net als eventueel ‘oneervol ontslag’ van leden. In de praktijk houdt het bestuur zich vooral bezig met het voortbestaan van de vereniging en het aantrekken van zoveel mogelijk leden. Leden willen namelijk altijd dat de contributie omlaag gaat en dit kan meestal alleen gefaciliteerd worden als er meer leden zijn. Het voortbestaan is dus vele malen belangrijker dan het artistieke product. De keuzes die het bestuur maakt, zijn dan ook altijd gebaseerd op het ‘plezieren’ van de leden. En dat is dan ook gelijk het grootste manco van een vereniging: ‘het democratische proces’ dat weinig ruimte laat voor individuele groei en of ambitie. Het is wel de duurzaamste organisatie als je geen subsidie krijgt. De groep Met enkele gelijkgestemden ben je weggelopen uit je vereniging en creëer je een groepje. Een speeltuin waarin je met elkaar datgene gaat maken dat je niet voor elkaar kreeg bij je vereniging. Je hebt veel plezier met elkaar en dat spat er af op het podium. Daardoor krijgen jullie binnen je niche best veel publiek en sociale status. Je komt makkelijk tot besluiten, want dat jullie dezelfde behoefte en smaak hadden, was jullie reden om elkaar op te zoeken. Zodra er een docent ingehuurd moet worden hoesten jullie samen even een bedrag op en ook de huur van dat theatertje draag je met elkaar. Van de opbrengst van de recette, wordt de pianist betaald en de rest wordt die avond in de kroeg opgedronken. Soms is er een klus, maar dan is er gelukkig altijd wel iemand die ZZP’er is en via payroll systemen de anderen uitbetaald. Maar na een tijd is het plezier van het begin er een beetje af. Soms is het succes iets minder of er zijn irritaties onderling zoals: die ene ZZP’er verdient nu wel heel veel aan de rest, zij doet nooit iets in de organisatie en weer een ander is wel heel dominant in hoe de voorstelling moet gaan. Of iedereen heeft het heel druk met werk of krijgt kinderen en als een nachtkaarsje dooft het plezier en daarmee ‘de groep’ uit. Het gezelschap Het grootste verschil met het gezelschap boven de andere hierboven staande organisaties is dat het eindproduct centraal staat. Dit eindproduct en de continue kwaliteit hiervan worden bewaakt door een artistiek leider. Deze visionair wordt voor een bepaalde tijd aangesteld om zijn visie om te gieten tot een product met continue kwaliteit. Hiervoor mag hij spelers/acteurs aantrekken en ontslaan. Aan het einde wordt hij afgerekend op de kwaliteit van het artistieke product. Hij wordt ondersteund door een heel team onder leiding van de zakelijk leider. Niks geen inspraak, niks geen democratische besluitstroop, alles is ondergeschikt aan het product. Het lastige is dat dit eigenlijk alleen werkt als je subsidie krijgt waardoor je of tegen een belachelijk laag lidmaatschap of tegen betaling spelers laat spelen. Anders krijg je snel dat spelers toch de behoefte aan inspraak willen, want wie betaalt, bepaalt immers. De sociale status hiervan is groot, want je bent geselecteerd en je speelt doorgaans in een succesvol product. In de amateur of semi prof sector werkt dit het beste op project basis. Het staat en valt echter wel met de financiering, als deze wegvalt en niet opgevangen wordt door recette of andere vormen van inkomen, valt de boel uiteindelijk uit elkaar. De Business Deze valt er niet helemaal in, maar ik neem hem toch even mee omdat het in de praktijk wel een optie is. Het is wat er gebeurt wanneer de zakelijke belangen en de zakelijk leider de overhand nemen. Bij de vereniging kan dit gebeuren wanneer er (om de contributie te verlagen) een klussen team opgezet wordt en dit team steeds succesvoller wordt en de leden die zich hier veel voor inzetten ook een gage gaat uitbetalen. Vervolgens gaan ze zelf de leden willen kiezen voor de bijbehorende klussen om de kwaliteit te waarborgen. Langzaam gaan ze zich verder als autonome entiteit binnen de vereniging bewegen totdat ze een eigen bedrijf worden met een eigen business model. Het spelen voor de vereniging wordt secundair. Of een subgroep uit de vereniging vergaart kennis buiten de vereniging en begint een bedrijf. Ook hierbij zie je dat deze leden op den duur uittreden. Vanuit de groep kan het ook. De ene ZZP’er groeit met zijn business of de groep doet meer en meer zakelijke klussen en tijgert zijn weg naar een VOF. Bij het gezelschap gebeurt het wanneer er geen subsidie is en het gezelschap op andere wijzen aan hun geld moeten komen. Je ziet dit bijvoorbeeld wanneer onderwijs of bedrijfsworkshops bij theatergezelschappen een steeds belangrijkere rol in gaan nemen. Het gezelschap gaat vooral in opdracht van bedrijven en instellingen producties maken en de zakelijk neemt de facto de leiding over van de artistiek leider. Het grootste verschil met alle eerder genoemde vormen is, dat vooral de winst en de klant de belangrijkste doelen worden. Onder de blog vindt je de matrix samenvatting: Ledenjacht Dan nog een kort extraatje. Hoe kom je als clubje aan leden en hoe behoud je ze? Ervaring leert me dat er twee zaken zijn die maken of iemand zich aan wil sluiten en vooral aangesloten wil blijven. Dat iemand iedere maandagavond zijn kinderen en partner teleurstelt en zich naar het repetitielokaal begeeft; sociale status en beloning. Sociale status Het biertje dat je na afloop wordt aangeboden door een fan, je kop in de lokale krant, die keer dat je op straat herkend werd en natuurlijk dat moment waarop alle ogen jouw kant op gaan als je op het theaterweekend verteld dat je bij ‘HET’ clubje bent gevraagd. Kortom het applaus! Je kan je bescheiden opstellen, maar kom op, als je niet een beetje aandachtgeil was, was je wel gaan klaverjassen. Beloning ‘Show me the Money!’ Beloning hoeft niet alleen financieel te zijn, maar het is wel makkelijk. ‘Sorry schatje het is werk’ is natuurlijk het ultieme excuus om die maandagavond de deur achter je dicht te trekken. Beloning kan ook op andere manieren tot uiting komen bijvoorbeeld op het gebied van gemak door de spelers te ontzorgen. Ook op sociaal gebied kan je belonen, zo zijn sommige spelersgroepen ook echte hechte vrienden groepen. Een jaarlijkse barbecue of theaterweekend doen dan wonderen. Kanttekening bij deze laatste is wel dat wanneer het biertje na de repetitie belangrijker wordt gevonden dan de les, het is doorgeslagen en het einde in zicht is. Tevens staan ‘inner cicles ‘ met een kleine groep hele hechte vrienden niet open voor nieuwe leden. Wanneer de sociale status en de beloning hoog zijn, heb je als groep de sterkste cohesie en aantrekkingskracht. Wanneer een van de twee wegvalt, omdat de groep bijvoorbeeld niet meer wil optreden of de contributie verhoogd moet worden, neemt de motivatie af. Dan is het goed om als organisatie in te grijpen: ‘Oké, de contributie moet omhoog, maar dan spelen we wel in een super vet decor!’ Hieronder heb ik het voor je in een matrixje gezet. In het bedrijfsleven zie ik dit trouwens ook terug: “oké, ik werk dan wel als ICT’er maar ik heb wel een dikke leasebak onder mijn kont!” Zie de samenvatting in de Roos/matrix onder de blog. Dit waren mijn ervaringen, ik ben benieuwd naar alle uitzonderingen op de regel die jullie hebben ervaren en wens je veel plezier in de keuze voor jullie nieuwe vereniging, groep of gezelschap. Creative Overkill Gimmi Shelter.
Een van de belangrijkste benodigdheden voor een goede improtaart is een associatiebrein. Het is Januari, nou ja eind Januari, dus dit kan ook de blog voor februari zijn, goede kans dat je dit pas leest in februari, maar dan is het niet meer de blog van Januari of het is de blog van januari en februari, maar dan heb ik niet iedere maand een blog geschreven. Ja, het plafond is nog steeds dezelfde kleur. Naast mij ligt mijn vrouw te slapen nog steeds in een diepe rust. Synchroon met deze blog vormen zich er nog 10 in mijn hoofd, als mede 3 lessen en zes voorstellingen. Ik moet nu echt gaan slapen, ik moet zes uur weer op staan maar het lukt niet. Het is alsof ik toeschouwer ben van mijn eigen brein. Het is alsof ik honderden nee duizenden oplichtende wormpjes uit mijn hoofd zie stromen de oneindige kosmos in. Na een tijdje kruisen ze elkaar en uit die verbinding komt een stoot licht vrij. De donkere kamer licht op als een flipperkast, logisch dat ik niet kan slapen. De juke box in mijn hoofd speelt Gimmi Shelter van de Rolling Stones tijdens dit proces. Het is niet per sé een onaangename ervaring maar wel vermoeiend en vooral veel. Gimmi Shelter Wat doe je als het denken niet stopt? Wanneer tien kritische denkers, twintig extroverte creatievelingen met een ‘can do’ attitude, een bandje en een moderne danser tegelijkertijd met elkaar in debat zijn in je hoofd. Ook op het persoonlijk vlak waren December en Januari de maanden van VEEL, ook emotioneel. 20017 was mijn beste boekjaar ooit, een van mijn beste vrienden overleed in een auto ongeluk, ik heb een nieuw huis wat nog steeds niet af is, ik heb niet eerder zoveel voorstellingen in een maand gespeeld, de voorstellingen van Sprietsels en over jonge mantelzorgers worden super goed ontvangen en mijn boekhouder is plots overleden en ik ben gesprekken aan het voeren met mogelijke vervangers. Ik gun je een wandeling zei iemand. Kom op zeg , ik ben nog geen 60. Gisteren was een intensive les over ‘finding the game’. Een principe wat je eigenlijk pas snapt als je het ziet. Een zoekende worstelende les met een bak weerstand waar je u tegen zegt die eindigde in scenes waar de tranen over je wangen lopen van het lachen. Kortom de les moest nog even doorgezet worden in de kroeg. Even recapituleren, wat is hier nou precies gebeurd? Ik kijk in de licht gedimde kroeg nog even op mijn telefoon, helaas trein gemist. Gelukkig is er nog een, pak ik die toch. In de trein lees ik het reisverslag pas goed,…van Apeldoorn naar Zwolle. Naar Zwolle??? In Deventer pak ik een taxi. De volgende dag moet ik wandelend naar het station. O Klak had ik niet een afspraak met een boekhouder, ik ren terug check mijn agenda, nee gelukkig niet, helemaal vrij. Ik trek de deur dicht begin met lopen en zet de stopwatch, toch handig om te weten denk ik voor het geval… Ik doe mijn koptelefoon op, gimmi shelter klinkt door de oorkussens. Zachtjes drumt de motregen mee met Charlie Watt’s. Een kwartier later wandel ik het stationsplein op. Ik sta even stil om de tijd te bekijken. Op dat moment kondigen vrolijke fluiten het nummer van Gerard van de Maaskakkers aan. “Hee gaode mee dan gaon we'n eindje lopen Hou toch op mee poetsen, kijk toch nie zo nauw”. Het is alsof een warme hand even door mijn haar strijkt. Er rolt een traan over mijn wang, ik sta even stil. Hee Gaode Mee Improvisatietheater versterkt de lokale culturele identiteit ![]() "Waarom Improschool Apeldoorn?" Ik heb vaak de vraag gekregen waarom ik in Apeldoorn woon. "Daar ga je toch niet wonen?" "Waarom woon je niet bij ons in Amsterdam of bij ons in Utrecht?" Dit geeft natuurlijk een gevoel van weerstand, het frustreerde me hoe er neer gekeken werd op de plek waar ik geboren ben. Ik heb dit bij meer Apeldoorners gehoord. Nu heb je twee opties hoe je hiermee om kan gaan: Optie één ("Trots op Apeldoorn!"): Je kan je dit gevoel van miskende trots versterken en de strijd aangaan vanuit een bewijsdrang om: "Apeldoorn op de kaart te zetten". Je organiseert grote evenementen in de stad zoals de Giro of Serious Request of je maakt de grootste schouwburg of het grootste kantoor. Je klopt jezelf zo hard op de borst dat ze het in Amsterdam horen donderen. Maar je bent nog steeds afhankelijk van de bevestiging van anderen. Het is als de cursist die heel graag beroemd wil worden en telkens weer opnieuw applaus nodig heeft om even een gevoel van identiteit te kunnen ervaren. En ook ik ben wel eens in die valkuil getrapt en dat is ook niet erg zolang je uiteindelijk de leegte die achterblijft na het applaus durft te onderkennen. Daarnaast ben je ontzettend makkelijk te manipuleren. Denk nog even aan die cursist met de behoefte om beroemd te worden. Hij gaat allerlei casting bureaus langs en komt uiteindelijk uit in het woonhuis van een casting directeur voor wat 'privé lessen' in zijn ondergoed. Dus deze drang naar groot en beroemd zijn gaat op de lange termijn niet helpen en brengt ook nog de nodige gevaren mee. Optie twee: "(zelfonderzoek"): Ga na waarom je dit frustreert? En stel jezelf een aantal vragen; "Wie ben ik? Wat kan ik? Wat wil ik zijn? Wat betekent identiteit voor mij? Wat betekent Apeldoorner zijn?" Na een hoop 'lastige' vragen kwam ik er achter dat het te maken heeft met een zoektocht naar identiteit. En een onderdeel van identiteit is waar je vandaan komt. En als je net als ik bent geboren en getogen in dezelfde stad, heeft dit een grote betekenis. Wanneer identiteit koppelt aan een plek, dan doe je dit niet in je eentje. Dit identiteitsgevoel maak je met elkaar. Cultuur versterkt dit zoekproces. Op een speelse wijze wissel je onbewust ideeën en gedachten uit en kom je tot een gezamenlijk product. Samen vanuit niets íets vormgeven. Door dit uitwisselen versterk je je identiteit. Improschool Apeldoorn heeft daarom als doel om Apeldoorn cultureel autonomer te maken. We doen dit door middel van improvisatietheater (cursussen en voorstellingen). Juist bij improvisatietheater wordt de uitwisseling van ideeën door interactie met het publiek versterkt. Publiek is mede eigenaar van het maakproces, soms door een simpele suggestie ("mag ik een locatie") maar soms ook door een kort interview. Het publiek staat dan ook een beetje op gelijke voet met de performer/acteur. Samen zoeken ze naar het mooiste verhaal en zijn ze dienaar van het eindproduct. De grootte van het publiek moet dit wel toelaten; bij een te groot publiek is deze interactie nihil. Dat vraagt dus niet om een grote schouwburg, maar juist om meerdere, kleine podia. Dat geeft het publiek een keuze in theateraanbod met veel ruimte voor theaterproducten uit de eigen stad. Kleinere, regionale, semiprofessionele theatergezelschappen (zoals een improvisatietheatergezelschap) hebben deze kleine, intieme en betaalbare podia in Apeldoorn hard nodig. Deze zijn nauwelijks te vinden. Want het met elkaar (publiek en performers) maken van een theatraal product, maakt dat het próduct belangrijker is dan de performer of het podium. Dan ben je een stap dichterbij een cultureel autonome identiteit. Dat is waarom . Last minute afmeldingen en dan?
Iedere vereniging groep of gezelschap heeft er wel eens mee te maken op de dag van de training komt de een na de andere afmelding binnen. En uiteraard allemaal met legitieme redenen. Ziek, werkdruk, de volgende dag een belangrijke klus, kinderen, partner mist me, etc etc. In deze blog ga ik het van de optiek van de groep (waar groep staat kan ook vereniging of gezelschap staan) en vanuit de docent behandelen. . Voor de groep is het lastig om geconfronteerd te worden met zoveel plotselinge afmeldingen. Natuurlijk lijkt het nog fijn om in een klein groepje intensief les te hebben maar het collectieve geheugen is weg. Dit betekent dat alles wat in deze les ontdekt wordt of de vaardigheden die aangeleerd worden, niet door de groep zelf overgedragen kunnen worden. Concreet betekent dit, dat er in de les na de absente les niet zonder uitgebreide instructie in subgroepjes gewerkt kan worden. Bijvoorbeeld: aan het verankeren van de vaardigeden/ uit de absente les. De ruimte voor nieuwe inzichten, verdieping en daadwerkelijke verankering is minimaal. Hierdoor wordt de leerlijn onderbroken en het gewenste resultaat niet behaalt. Uit ervaring weet ik dat het collectieve geheugen in de volgende verhoudingen faalt. Bij een groep van 7 personen faalt het als er 2 afmeldingen zijn. Bij een groep van tien bij drie a vier (bij vijf is het helemaal weg). Kortom wanneer er één derde van de groepsleden niet is, houd het collectieve geheugen niet stand. Degene die er niet was kan in het subgroepje niet even de kat uit de boom kijken en dan aansluiten, hij/zij moet zelf het voorbeeld spelen. Verder krijg je als groep die er wel is vaak te maken met een geïrriteerde docent. Terwijl jij er wel bent! . Wat speelt hierbij voor de groep en wat helpt? De meeste afmeldingen of een aanzienlijk aantal daarvan kunnen die leden van tevoren al lang aan zien komen. Ze hebben hier echter geen zin in om tijd in te ruimen om dit te voorspellen, ze voelen zich schuldig of willen heel graag en stellen het besluit te lang uit. Die hoofdpijn was er een dag eerder ook al, je partner gaf al eerder signalen af dat hij tekort komt en de kinderen waren al twee dagen wat claimerig. Stel het besluit dus niet uit tot het laatste moment. Wees het voor en meld het op zijn minst een dag van tevoren. Je kan er altijd op terugkomen. Hiermee geef je de groep de mogelijkheid om de docent af bellen of ermee te overleggen. Zij worden niet verrast met een fait accompli. . Wat helpt als docent? Stel je hebt een mooie les voorbereid die mooi aansluit op de vorige en op het blokdoel. Dan gaat een uur voor tijd de telefoon en het regent afmeldingen. De mogelijkheid om een nieuwe les voor te bereiden is je ontnomen. Zoals ieder mens voel je frustratie omdat je werk voor niks hebt gedaan, (of het lijkt zo). Je mag best weten mijn persoonlijke grootste frustratie is om geconfronteerd te worden dat ik veel moeite voor niks heb gedaan. Je weet wel, dat gevoel wat je hebt als je computer crasht en je alles wat je had uitgetikt kwijt bent en je het liefst iets kapot wil maken. Wat nu??! Waarom wordt mij dit aangedaan?!!! Blijf kalm, adem in, adem lang uit en stel jezelf de vragen:
https://www.youtube.com/watch?v=pjAAC13al9s Dus kalm kom je, je lokaal binnen en daar tref je de groep of liever gezegd wat er van over is aan. Bedenk je dan, zij zijn er wel en zij verdienen de tofste les ooit. Alleen dan vertellen ze dit tegen anderen en alleen dan induceren zij het gevoel bij de anderen dat ze iets gemist hebben. Natuurlijk voel je, je dan als docent rete kwetsbaar, want je moet onvoorbereid een fantastische les geven, die hen allemaal aanraakt. Of zoals een kleiner figuur uit dezelfde film ooit zie:” Certainty of death. Small chance of success. What are we waiting for? https://www.youtube.com/watch?v=VO0x7vL2T90 Dit is wat ik gedaan heb. Ik heb een les persoonlijke effectiviteit gegeven. We zijn met leervragen van alle vijf de deelnemers aan het werk gegaan. Let op dit kan alleen bij ervaren spelers met introspectieve capaciteiten. Ze moeten de vlieguren hebben gemaakt om patronen te hebben, deze herkennen, erkennen en omzetten naar leervragen. Bij dit laatste help ik door coachend vragen te stellen om de vraag achter de vraag te achterhalen. Voordat je deze uit gaat vragen creëer je eerst een kader. Iedere speler krijgt -x- tijd voor zijn leervraag. Iedere leervraag wordt verhelderd met een oefening en toegepast in een scéne. Ik heb nieuwe opdrachten verzonnen en bekende opdrachten toegepast op de persoonlijke leervragen door de andere spelers dienstbaar te laten zijn aan de leervraag van het individu. Update! De datum staat vast op 13 Oktober 2017 in Startup Apeldoorn aan de John F Kennedylaan 2 in Apeldoorn. Van 09:45 t/m 12:00uur. En er is Nog 1 plek beschikbaar!!
Help, ik moet een theatersportles of improles verzorgen!! Deze gratis train de trainer workshop is speciaal voor spelers die zelfstandig een improles willen begeleiden. Veel groepen kunnen niet iedere week een trainer betalen en moeten met regelmaat zichzelf lesgeven. In deze workshop leer je hoe. We behandelen de volgende onderdelen:
Locatie: Startup Apeldoorn John F. Kennedylaan 2 te Apeldoorn Datum en tijd? Gaan we samen plannen Deelnemers: maximaal zes dus wees er snel bij want vol is vol! Benodigdheden: je eigen laptop Opgeven kan hier http://www.improschoolapeldoorn.nl/aanmelden.html Maar Fulco waarom gratis? Tuurlijk, ik wil ook alleen werken met mensen die eerlijk hun ambities en wensen delen dus dat doe ik ook graag naar jou toe. De catch is dat je daarna het aanbod krijgt om 1op1 coachingsessies te kopen waarin je, je skills kan aanscherpen. Daarnaast wil ik heel graag mijn visie op improles geven met je delen. En vind ik het van belang dat je dat hier in de regio kan ontwikkelen. |
Details
FulcoFulco is theaterdocent en impro speler Archives
Augustus 2023
Categories |