Tijd voor inspiratie deel 3 Allereerst excuus dat het zo lang duurde voordat ik een blog schreef. Inmiddels is het long over due en de regelmaat van iedere maand een blog is ruw onderbroken geweest. Ik had het stomweg te druk. In de eerste twee delen besprak ik Jozef van den Berg en de Dogtroep. Het is ook niet meer dan logisch om van mijn kindertijd, jongelingentijd, naar mijn adolescentie te gaan a.k.a. mijn studententijd. Daarom neem ik jullie mee naar Leeuwarden en de opleiding tot theaterdocent aan de NHL. Een onderdeel van deze opleiding is het kijken van toneelvoorstellingen en hier in het kader van bijvoorbeeld theaterbeschouwing (dramaturgie), maar ook dansbeschouwing, een verslag van te maken. In die tijd zat ik gemiddeld om de week in het theater. Er lag een verbod op musicals en cabaret; alleen toneel of dans mocht gebruikt worden. Als je om de week in het theater zit, en het theater een divers aanbod heeft, dan zie je veel verschillende voorstellingen. Soms moest ik uitwijken naar een ander theater (bijv het Grande in Groningen), maar over all had de stadsschouwburg in Leeuwarden een heel breed aanbod wat hier mooi op aansloot. Stel je even voor: een stadsschouwburg waar je om de week naar een toneelvoorstelling of abstracte dansvoorstelling kon. Je zat daar dan gewoon in je studentenkloffie met je klasgenoten toneel te kijken. De schouwburg als verlengde van de huiskamer/buurtcafé waar je altijd wel iemand van de opleiding tegen kwam. Waar je met hetzelfde gemak de weg kende voor als achter de coulissen. Samen met andere medestudenten besprak je de voorstelling na met een goed kop koffie of biertje en kalkte je bevindingen op een bierviltje om later uit te werken. En soms kletste je even na met de acteurs zelf. Dan waren er wat 1ste jaars aan het paffen met Halina Reijn en dronken wij een pilsje met een andere acteur na een Othello of een Ajax. Dat waren andere tijden. Natuurlijk kan ik geen keuze maken en maar één voorstelling kiezen die indruk maakte. Er zijn een aantal voorstellingen die ik met je wil delen om verschillende redenen. Ze zijn Arturo UI van het NNT, Bambie 8 van mimegroep Bambie, Corneliu Ganea - Pockets of Gallili dans, Parrets and Guinee pigs van Jan Fabre of vuur in de sneeuw van Oostpool. Arturo UI van Brecht uitgevoerd door het NNT De kritische boodschap van de theatermaker De tijd dat toneel nog lekker geëngageerd mocht zijn zonder dat het over de top werd. Het NNT speelde in ieder geval toen nog klassiek Episch theater onder artistieke leiding van Koos Terpstra. Episch als in grotesk, lord of the rings? Nee! “Episch theater is verhalend theater en wordt ook wel het theater van de vervreemding of politiek theater genoemd. De opkomst van het episch theater is gedateerd in het begin van de 20e eeuw en is sterk verbonden met de Duitse theatermaker Bertolt Brecht.” - Wikipedia. Dit betekent dat er gebruik gemaakt wordt van vervreemdingseffecten; theatrale middelen/signalen om te voorkomen dat het publiek te veel gaat meeleven met de personages en het pure verhaal en daarmee de maatschappelijke boodschap uit het oog verliest. Alsof je tijdens de voorstelling telkens even wakker gemaakt wordt. Arturo Ui of voluit ‘de weerstaanbare opkomst van Arturo UI’, gaat over de opkomst van Adolf Hitler. Het verhaal volgt Arturo UI als een lompe en stuntelige gangster uit Chicago die door gewetenloze kapitalisten wordt gebruikt als politiek marionet. En zich uiteindelijk ontpopt tot gewetenloze tiran die er niet voor terugdeinst om een aantal van dezelfde ‘mecenassen’ die hem in het zadel hebben geholpen, om te leggen. Een beeld dat me nog bijstaat, is dat van acteur Waldemar Torenstra die in het pak van een Chicago gangster met gleufhoed, maar ook met clownschmink op, de ene na de andere tegenstander omlegde. Telkens hoorde je de knal gevolgd door het geluid van een brede volle clownslach: “moeohohaha”. In de koppeling naar impro zou je kunnen experimenteren met het spelen met een duidelijke premisse over wereldbeeld. Ten aanzien van impro-acteren kan het toevoegen van vervreemdingsmiddelen je helpen om een tekstrijke scene wat tegen te kleuren. Bijvoorbeeld door in een scene met waarachtig spel de personages een onwaarachtig element te geven, bijvoorbeeld een feestneus. Je moet dan wel de speelstijl goed bewaken en je niet laten verleiden grappig te willen spelen. Bambie 8 van mimegroep Bambie Emotie en beweging als middel om het verhaal te vertellen Bambie oo Bambie, het magische Bambie. Bambie maakt mime voorstellingen, soms met tekst, maar meestal niet. De voorstellingen werden (tegenwoordig mag ik weer zeggen ‘worden’ want ze zijn weer terug!) gemaakt en gespeeld door Paul van der Laan en Jochem Stavenuiter. De eerste voorstelling die ik van hen zag was Bambie 8. Ik zag een klein keukentje op een klein podium (het Lieve Vrouwentheater in Amersfoort). Ik zag Jochem als een spin over en langs de keukenkastjes kruipen. Omdat er weinig tot geen tekst bij gebruikt wordt, is het lastig om een verhaal te reproduceren, maar dat is ook niet wat een Bambie voorstelling aanraakt. Het laat zich het best omschrijven als: ‘voelen is begrijpen’. Net als dat een danseres die de rauwe rouw om iemand die haar ontvallen is van zich afdanst meer binnen komt dan een speech met mooie woorden. Hoe emotie zich kan imploderen in een verwrongen lichaam en zonder woordelijke toelichting kraakhelder met de toeschouwer communiceert. Waar Episch theater wil aanzetten tot afstand en cognitieve beschouwing, trekt, nee, rukt een goede mimevoorstelling je mee in de rauwe emotionele belevingswereld van de personages. Als toeschouwer wordt je gelokt om met hen mee te kronkelen. Wat Bambie zo uitzonderlijk maakt, is dat ze dit op een buitengewoon luchtige en komische wijze weten te brengen. Eigenlijk zijn Paul en Jochem je ideale leidende danspartners. Geen theaterprogrammering is serieus te nemen zonder ten minste één mimevoorstelling en bij voorkeur van deze twee grootmeesters. Van Jochem heb ik trouwens ooit les mogen hebben en dat was echt vet! Het blijft mij trekken, omdat de combi van beweging en visuele prikkels een onlosmakelijk onderdeel zijn van mijn stijl van communiceren. Mijn vrouw kan met iemand in gesprek zijn zonder naar die persoon te kijken, voor mij is dat echt ondenkbaar. Mijn handen en mijn lijf zijn niet alleen een ondersteuningsmiddel, maar een onlosmakelijk deel van het verhaal dat ik wil vertellen. Ik luister ook maar voor een deel met mijn oren en de rest met mijn ogen. Hoe verrukkelijk was het toen ik op een gegeven moment mijn stem kwijt was en mijn vrouw mij moest zien om te kunnen achterhalen wat ik wilde zeggen. Ten aanzien van impro kan het inspireren tot het loslaten van het linguïstische verhaal en volledig de emotie in te duiken met volle spiercontracties. Galili dans De schoonheid van abstracte dans Hier had ook dans van Pina Bausch of Krisztina de Châtel kunnen staan. Tijdens mijn opleiding heb ik een aantal dans voorstellingen van Itzik Galili gezien. Van dansen over piano’s tot dansen met gestreepte lichtelementen. Mijn geheugen schiet me hierbij toch weer wat tekort merk ik. Het belang van het bekijken van abstracte voorstellingen überhaupt, maar zeker abstracte dans voorstellingen anders dan het NDT of Scapino ballet, zit ‘m er in dat je je traint om deze geabstraheerde voorstellingen te concretiseren. Door deze transfer te maken ben ik creatiever geworden. Het leert je te communiceren op een andere dan puur talige wijze met veel aandacht voor de schoonheid van de beweging en de techniek van de dans. Parrets and Guinee pigs van Jan Fabre Shock and awe zoek de gekte op Jan Fabre shockeerde zelfs mijn klasgenoten met zijn voorstelling Parrets and Guinee pigs. Zonder tekst met slechts beeld en beweging (dans). Ik zie acteurs/dansers in grote wollige kuikenpakken met supergrote maskers op komen gevolgd door naakte dansers en danseressen met papieren zakken over hun hoofd. Tijdens de voorstelling veranderen de dansers van mens naar dier en visa versa. Ze dansen en copuleren met elkaar waarna de dansers vleespinnen in de kuikenmaskers steken. Op de achtergrond zie ik een film over een slachterij. Hier kan je een youtube filmpje zien. Net als de voorstelling Arturo UI probeert Jan Fabre de kijker aan het denken te zetten, alleen is zijn middel daar veel bruter en lomper voor. Het geeft weerstand omdat het zo dwingend is en onzedelijk. Het roept de vraag op: ”wil ik mijn overtuigingen wel laten beïnvloeden op deze wijze”? Zijn werk op deze inhoudelijke wijze beschouwen doet het dan ook geen recht. Interessanter is om het werk als vorm te beschouwen om zijn schoonheid. Het is een beetje de fysieke acteerstijl van Grotowski welke het acteer en danswerk heel intens maken. Deze acteerstijl wordt gegoten in de vorm van the living theatre , dat zoekt naar de grenzen van vrije expressie. Op school oefenden we met het repeteren van beweging en tekst om tot intenser emotioneel spel te geraken. Dit pasten we toe in een soort theater van de waanzin waarin je iets van menselijk gedrag waar je kritiek op heb als performer omzet tot een handeling. Deze handeling maak je steeds extremer, je zoekt de gekte op en verlegt je persoonlijke grenzen. Voor impro inspireert Jan Fabre je om de gekte op te zoeken en decorum te laten vallen om zo een puurder, transparanter en rauwer acteur en of theatermaker te worden. Vuur in de sneeuw van Sam Shepard uitgevoerd door theatergroep Oostpool Daar is Swiebertje of toch niet? Ik zit in de wat toen nog grote zaal van Orpheus heette. Voor mij op het podium staat een enorme steiger van drie verdiepingen. Met op iedere verdieping elementen van een huiskamer. Rond mij zitten nog 14 andere mensen. De zaal is zo goed als leeg. Deze voorstelling had super goede recensies en was bij ons in Leeuwarden en omgeving uitverkocht, hoe kan dit?! Ik voelde een gevoel van gêne in me opkomen voor de stad waar ik geboren was. Wat moesten de acteurs wel niet denken? Nu ik er later op terug kijk ben ik stiekem ook wel trots op de programmeur van toen. Tegen alle regels in heeft hij of zij een voorstelling geprogrammeerd waar in Apeldoorn geen markt voor is. Maar de voorstelling is er toch. Het heeft iets hoopvols iets, anti defaitistisch. Ik wist wat komen ging, op school hadden we het hele script geanalyseerd en gesegmenteerd. Segmenteren is het verdelen van een verhaal in compacte bij elkaar horende delen (segmenten). Het verhaal gaat over een man die zijn vrouw bijna dood heeft geslagen, maar er achter komt dat ze nog leeft. Zijn broertje gaat naar haar op zoek om hem namens zijn familie excuses te maken. Hij vindt haar terwijl ze aan het revalideren is bij haar ouders in Montana. Het is een rauwe familietragedie die de Amerikaanse familie waarden in een inktzwart daglicht stelt. Op het podium zie ik John Buysman (toen nog vooral bekend als de kinderlijke dr Doolittle uit de Loonatics) achterover geleund in een grote Amerikaanse fauteuil hangen. Zijn mondhoeken hangen naar beneden, zijn bewegingspatroon is langzaam en krachtig. Hij is een stugge Amerikaanse vader wiens gezin uit elkaar valt, maar wie het belangrijker vind dat de vlag correct opgevouwen wordt dan dat hij de ellende onder ogen komst. De lompe boer op het podium lijkt op geen enkele wijze meer op het schichtige naïeve personage uit de kinderserie. Aan hem en de andere acteurs is niet te merken dat ze voor maar 15 man publiek spelen. De inspiratie hierin is tweeledig. Enerzijds een oproep als kijker om juist naar toneelvoorstellingen te gaan en vooraf het script te lezen. Als impro acteur wordt er soms een appèl op je gedaan om hetzelfde personage of trucje te doen. Maar als je je focust en de juiste acteermiddelen gebruikt dan kan je prima breken met dit Swiebertje effect. Maar dan moet je wel aan de gang met acteertechnieken. Dat betekent soms scenes spelen die qua verhaal al zijn dichtgetimmerd, zodat jij vooral kan oefenen met je acteertechnieken. Benieuwd hoe? Maandagavond 14 Januari 2019 start er weer een nieuwe cursus impro acteren. Geef je hier op voor een vrijblijvende proefles! ‘de Dogtroep’
2e in het drieluik inspiraties. Dit is het tweede deel in het drieluik over mijn theaterinspiratoren, in ieder deel beschrijf ik een theatermaker, -groep of -stuk, welke me blijvend heeft geïnspireerd. In mijn vorige blog beschrijf ik de noodzaak tot inspiratie en theatermaker Jozef van den Berg. Dit deel gaat over ‘de Dogtroep’. Er is veel over de Dogtroep en hun werkwijze geschreven: dat ze theater weer toegankelijk wilden maken voor een grote groep mensen, dat in de beginjaren iedereen alles moest kunnen van timmeren en zagen tot performen. Of dat de cue’s vast stonden, maar dat daarbinnen alle ruimte was voor de eigen invulling van de performer (impro?). Wil je hier meer over weten, dan raad ik je aan om ze even te googelen, o.a. op Wikipedia staat een heel aardig artikel. In deze blog beschrijf ik mijn beleving en waarom de Dogtroep mij blijvend inspireert. De eerste keer dat ik de Dogtroep zag, was ik mee genomen door mijn ouders. Het was in het midden van mijn puberteit. Ik zat op een harde tribune met voor mij een soort kanaal. Zoals zoveel voorstellingen van de Dogtroep was ook deze op locatie. Wat er voor mijn ogen afspeelde was een spektakel van vuur en water, veel water en verder licht, rook, grote kostuums en kranen. Alles ging de hoogte in of kwam van onderop tevoorschijn. Het doet me nu denken aan de film ‘Waterworld’ met Kevin Kostner; net zo veel katrollen en net zo weinig verhaal. Maar een indruk achterlaten deed het wel. Later zou ik nóg een voorstelling van hen zien, ditmaal in Carré. Ook veel spektakel, met onder andere een muur van planken die in elkaar stort, maar toch minder dan die eerste voorstelling die ik zag. Zoals Harrie Jekkers zingt; “Zo mooi wordt het nooit meer, zoals die allereerste keer!” De Dogtoep maakte theater dat je als toeschouwer een gevoel van vrijheid gaf. Dat gevoel van vrijheid (van expressie) heeft vooral ruimte nodig. Een klassiek theater is dan al snel toch een beetje een gevangenis. De makers leken dit ook gevoeld te hebben, want boven Carré uit toornde de bovenkant van een enorme slinger die uit de pendule van een reus gejat leek. Alsof de voorstelling wilde uitbreken uit de conformiteit van een klassiek theater. Het abstracte beeldende karakter van de voorstellingen maakte dat ik als toeschouwer zelf de verschillende prikkels, geluiden en beelden om kon vormen tot een lineair verhaal. Alsof je een stapel puzzelstukjes krijgt die je alle mogelijkheden biedt om om het even welke puzzel te vormen. Die toeschouwerbeleving, dat gevoel van vrijheid en de hyperfocus die dit proces met zich mee bracht, gaven me een plezierige beleving; een kick. Het is die kick die ik als toeschouwer weer ervoer bij voorstellingen van mimegroep Bambie, Galili dans, Jan Fabre, of goed doordachte straattheater performances of clownerie. Wat ik bijzonder knap vind is dat de Dogtroep met zeer abstract theater toch tienduizenden bezoekers trok. Het bewijst dat abstract theater dus helemaal niet per definitie ontoegankelijk hoeft te zijn voor ‘de massa’ en toch wordt het bijna niet geprogrammeerd in mijn woonomgeving. Jammer, want dit zijn de type voorstellingen waar ik juist als toeschouwer behoefte aan heb. De Dogtroep heeft mijn smaak zeker gevormd; een voorliefde voor rauw, beeldend, ongepolijst, abstract en performance theater waarbij samenhangende tekst ontbreekt. Soms kan ik wat afgeven op technisch, bijna rigide geregisseerde choreografieën, ingestudeerde improspelvormen, strakke mise-en-scène of zang welke naar diezelfde technische perfectie streeft. En vooral de mate waarin dit kritiekloos applaus ontvangt. Een reden ligt wellicht in mijn onvermogen om zelf iets te maken wat geïnspireerd is op de Dogtroep. Het is lastig om iets concreets te doen met de overweldigende inspiratie die de Dogtroep mij geeft. Om iets te maken in die stijl heb je al snel een loods met spullen, gereedschap, lasapparatuur, vaklieden, kunstenaars etc nodig. Dat heb ik niet en daarbij is de speeltechniek van abstract theater ook nog een behoorlijke drempel voor de meeste amateur spelers. Vraag een speler maar eens om een echte bij te spelen, een gebakken eitje of helemaal los te gaan in vraatzucht. Het kost vaak veel moeite om spelers zover te krijgen om die grenzen over te gaan en als die beslecht zijn, geeft het ze zeker niet altijd een goed gevoel. Je moet jezelf er immers soms heel ‘lelijk’ voor durven maken en je kan het niet ‘een beetje’ doen, want dat zie je direct. Het meest abstracte dat ik zelf ooit heb gespeeld, was een performance voorstelling genaamd ‘de legendarische kraak’. Er was een omgeving neergezet met een huiskamer, een slaapkamer en een toilet. In de hoek was een DJ bezig met een soort repeterende minimal music van geluidsfragmenten. Op kubussen om het decor heen stonden twee koperblazers die mee-improviseerden op de geluiden van de DJ. Verspreid stonden enkele oude tv’s met ruis op het beeldscherm en alles was wit; witte wijnfles, witte tafel, wit bed en in het wit geklede en geschminkte acteurs. Een collega studente van mijn opleiding en ik zelf handelen synchroon, in een strak metrum in het decor. We aten, keken tv, copuleerden, sliepen, lazen de krant, gingen naar de wc en herhaalden de hele riedel. We hadden alleen die middag even geoefend, maar het meeste ontstond eigenlijk al improviserend. Verder word ik nog steeds enthousiast als ik met decors de lucht in kan of ergens iets kan doen met een schimmendoek, een deur of luik. Ook een ruime omgeving met zaagmachines, hout, ijzer en ander oneindig materiaal prikkelt mijn fantasie. Dan zie ik de materialen als een 3d film in elkaar passen tot een voorstelling: de katrollen, kranen, koperblazers, wielen, water en het vuur. Dan moet er epische muziek aan en wil ik een tekentafel, een stolp om me heen en oneindig veel tijd. Filmpje zien? Klik even hier Deze keer geen blog maar sound.
De improschool was te gast op radio Apeldoorn kort nadat we de try out van onze voorstelling op zaterdag aanstaande . Hier kan je het interview luisteren. https://soundcloud.com/fulconiels/interview-met-de-improschool-op-radio-apeldoorn Kijkt Apeldoorn wel kritisch naar kunst en cultuur?
Deze maand een echte opinieblog. In zijn artikel: ‘Meer geld voor de culturele elite’ pleit Coen Simon voor meer kritische kunstkijkers en vooral een culturele elite die met kennis en wetenschappelijke onderbouwing vertelt wat goede kunst is. Hij zegt dat er over smaak wel degelijk te twisten valt: “Ik ben ervan overtuigd dat we de verbeelding opnieuw aan de macht kunnen helpen. Tegen de defaitistische tijdgeest in, waarin een collectief onbehagen wordt aangejaagd door het beeld van een neoliberale bulldozer die met zijn marktwerking de cultuur naar zijn onafwendbare ondergang schuift.” Het artikel intrigeerde me en ik vroeg me af; hoe staat dat er eigenlijk voor in Apeldoorn? Kritisch zijn betekent namelijk niet dat je iemand het succes niet gunt, eerder dat je ziet dat iets ten onrechte door een tekort aan kennis wordt aangeprezen en je dat iets beter kan en moet. Als ik recensies lees op lokale media als Apeldoorn direct of weblogs over bijvoorbeeld voorstellingen of festivals, dan lees ik dat met name de hoeveelheid publiek als graadmeter voor kwaliteit gebruikt wordt. Er komen veel mensen op af dus het moet wel goed zijn. Als je het daar niet mee eens bent, dan ben je al snel zuur, want het gros vond het toch leuk? Maar als ik weer lees hoe het bevrijdingsfestival in Apeldoorn (dat op mij en mijn vrouw over kwam als een vluchtelingenkamp) zonder onderbouwing anders dan het bezoekersaantal de hemel in wordt geprezen, dan jeukt mijn toetsenbord. Wees toch eens wat meer kritisch! Maar kritisch zijn is niet makkelijk. Los van het risico dat je het stempel ’die ene zure’ op je hoofd krijgt, moet je het kunnen onderbouwen. Het is ook makkelijker om een voorstelling aan te prijzen (zeker als je het kaartje gratis gekregen hebt) dan om er een kritisch stuk over te schrijven. Iemand die positief is in een review, wordt veel minder vaak tegen gesproken. De oplossing hiervoor is scholing en oefening. Probeer de volgende keer als je een review op social media plaatst over een voorstelling of evenement, je mening te onderbouwen met behulp van de volgende vragen:
Introductie
Voor de maandelijkse nieuwsbrief van Cultuurwijzer Apeldoorn werd ik gevraagd om een blog te schrijven over proces gerichte didactiek. Best een uitdaging want terwijl ik dit schrijf lig ik rillend van de koorts in mijn bed. Maar het is een wonder wat je kan als je, je effe plat slikt. Dus daarom u ook op de website van improschool Apeldoorn. Redigeren is gebeurd door Tessa Korf, ik vind d'r top! Werk je ook op een basisschool en wil je ook meegenomen worden in de nieuwsbrief van cultuurwijzer met leuke artikelen verhalen, kortom inspiratie? Hier kan je contact opnemen vinden ze leuk. http://www.cultuurwijzerapeldoorn.nl/ Procesgerichte didactiek, een terugblik ‘Procesgerichte didactiek’, kent u die term? Op 7 maart kregen de leerkrachten van de Regenboog hierover een training door mij en een aantal kunstvakcollega’s. Wij hadden er tot voor kort ook nog niet van gehoord, of de klok wel horen luiden maar….. In een maatschappij waarin verandering de norm is en informatie uitwisseling zo snel gaat dat het weten (de kennis) ondergeschikt is aan de toepassing, het verbinden en het vergaren, is het zaak meester te worden van je proces. (bron: Tedtalk Odi Obeng) Wij (de kunstvakdocenten) gingen in training bij Karin Kotte, een specialist op het gebied van procesgerichte didactiek in cultuureducatie. Zij vertelde over de balans tussen ambacht en vrije expressie. Het verschil tussen een knutselwerkje van Pinterest dat er strak uit ziet (resultaatgericht) en een kind dat kleuren verf op een papier smijt. Voor mij als theaterdocent met als specialisme improvisatie kwam dit maar al te bekend voor. Niet zelden krijg ik te horen als ergens de organisatie rommelig is: ”Dan improviseer je toch wat, daar ben je toch goed in?”. Maar zo werkt het niet. Improvisatietheater waarbij het proces je product is, werkt alleen wanneer je hele duidelijke kaders hebt. Roemer Lievaard, een theatermaker uit Amsterdam, schreef daar een mooi blog over. Dus zelfs in iets dat zo procesgericht is als improvisatietheater, is de balans (comfortzone) belangrijk. Verder lichtte Karin de vier stappen van procesgerichte didactiek toe. Namelijk: oriënteren, onderzoeken, uitvoeren en evalueren. Daarna hebben we hier met de vier docenten een trainingsmiddag aan besteed, waarbij we kritisch door elkaars lesopzet zijn gegaan. Vervolgens ging ik met mijn doorgezaagde lesopzet naar de regenboog. Lees verder… Ik begon mijn training op de Regenboog met twee beloftes. De eerste: Aan het einde van de workshop heb je een verhaal (theaterscript) dat je kunt gebruiken in je eigen klas. (- En snap je hoe je het moet maken. - Maar dat liet ik ze ervaren.) Wat me opvalt in trainingen aan PO docenten is dat ze het liefst direct praktische hulpmiddelen krijgen die ze dan ook direct in kunnen zetten. Ik noem het even het ‘Pinterest leitmotiv’. Daarom was mijn tweede belofte: je bent zelf verantwoordelijk voor de overdracht naar jouw doelgroep. Hiermee stimuleerde ik ze zich te focussen op het proces, in plaats van op het product. Tijdens de workshop werkten we keurig toe naar het maken van een verhaal met elkaar, waarbij ik bij iedere oefening uitlegde of uitvroeg waarom deze oefening gedaan werd. Ik leerde ze associëren, aansluiten en heel belangrijk: comfortabel te zijn met falen. Want waarom is dat laatste zo belangrijk? Ook dit heeft alles met creativiteit en flow te maken. Als voorbeeld vertelde ik over een training die ik gegeven heb aan een groot bedrijf dat tenders schrijft voor de bouw. Dit gaat vaak om miljoenenprojecten en een enkele fout kan zorgen dat de aanbesteding naar de concurrent gaat. Tegelijkertijd moeten ze constant innoveren en creatieve oplossingen verzinnen, want de veranderingen blijven doorgaan. Dit lijkt een onmogelijke paradox. Om te testen hoe dit werkt bij hen, heb ik ze ingedeeld in vier groepen: introvert-relatiegericht, introvert-ratiogericht, extravert-ratiogericht en extravert-relatiegericht. Voor diegene die er meer over willen weten google dan even op ‘insights discovery’ maar voor dit verhaal is dit voldoende. Ik liet hen de marsmallow test doen. Het is wat Amerikaans maar als je de extreme superlatieven wegdenkt best het kijken waard. Wat daar opviel en dat wordt ook verteld in het filmpje, is dat de groep die won en het meest succesvol was de groep: extravert-relatiegericht was. Waar andere groepen eerst uitzochten wie de leiding nam of eerst in hun hoofd het beste idee wilde maken alvorens het te delen, ging deze groep direct aan de slag. Ieder idee werd direct uitgeprobeerd, stortte in, werd aangepast en weer uitgeprobeerd. En ze hadden lol in dit proces, ze waren comfortabel met hun falen. Je hoort wel eens iemand zeggen: ”ja maar ik ben niet creatief”. Dan denk ik: Ja dat klopt, niet omdat je genetisch niet creatief bent, maar omdat je jezelf censureert en je ideeën niet in een vroeg stadium deelt. In de training legde ik uit dat alvorens je naar een product kan werken, er eerst een aantal oefeningen nodig zijn om het proces zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. Nu de toepassing naar de alledaagse schoolrealiteit, wat heb je hier nu aan? Ik stel je twee juffen voor: Juf A geeft les op OBS het riddertje in Kalmshaar (niet bestaand), Juf B geeft les op de Regenboog en heeft een workshop gekregen van zo’n maffe theaterdocent over procesgerichte didactiek. Het is maandagochtend en beide juffen willen beginnen met hun rekenles. De leerlingen komen sloom en moe binnen. Ze hebben dit weekend duidelijk niet goed uit kunnen rusten. De juffen geven instructies en de kinderen gaan aan het werk. Maar de juffen zien dat focus ontbreekt en het werk tergend langzaam verloopt. Juf A wil positief labelen en denkt wat als ik een beloning in het vooruitzicht stel. Maar dan denkt ze tegelijkertijd aan hoe vervelend dat is voor de kinderen die minder goed zijn in rekenen en ziet er van af. Het zit er vandaag gewoon even niet in. De kinderen verlaten zuchtend het klaslokaal voor de pauze: “Wat is rekenen toch stom, zien ze niet dat ik moe ben?” Juf B ziet hetzelfde gebeuren en herinnert zich de training. Ze herkent en erkent het procesprobleem en besluit te in te grijpen. Ze grabbelt een jongleerballetje uit haar lade en roep: ”iedereen staan”. Er gaat een schrikreactie door de klas, de kinderen kijken elkaar aan, wat is dit? De juf gooit het balletje naar een leerling. Verbaast vangt hij het balletje. “Je mag het balletje niet langer dan 2 seconden vasthouden, dan moet je het naar iemand anders gooien.” De jongen gooit het balletje net iets te hard naar iemand anders. Nog een regel: “Als je niet vangt moeten zowel de vanger als de gooier zitten.” De jongens kijken elkaar aan. De juf beseft dat de jongens teleurgesteld zijn en past aan: “Maar iedereen heeft 1 leven en mag dus een fout maken.” De bal gaat de klas rond in hoog tempo. Iedereen let alert op om hem te vangen en te gooien. De juf koppelt de opdracht nu aan het rekenwerk. Laten we zeggen dat ze bezig zijn met aftrekken en optellen van getallen boven de tien. Leerling 1 roept een getal en gooit de bal naar leerling 2, deze roept de berekening, erbij of eraf en gooit de bal door naar leerling 3 die roept een getal boven de tien en gooit ‘de som’ door naar leerling 3 welke ineens het antwoord moet roepen. Hij mag er niet over nadenken hij moet instinctief een antwoord roepen. Als het goed is klinkt er een belletje, als het fout is klinkt er kort applaus en mag hij de bal verder gooien. In het begin worden er veel foute antwoorden gegeven maar op den duur volgen er steeds meer goede antwoorden. De kinderen vragen de volgende dag blij: ”Juf gaan we weer rekenen”? Juf B heeft zelfstandig een transfer gemaakt naar haar eigen werkpraktijk en heeft een keuze gemaakt om het proces te stimuleren. Hiervoor was wel de juiste inspiratie nodig! Ook behoefte aan inspiratie? Ik geef graag dezelfde workshop bij jullie op school! Fulco Vereniging, groep of gezelschap wat zijn de verschillen? Stel je doet aan improvisatietheater en je wilt met je mede cursisten een clubje oprichten waarmee je kan optreden. Wat zijn dan je opties, wat zijn de verschillen en waar loop je tegenaan? Als docent heb ik veel groepjes, verenigingen en gezelschappen meegemaakt en ze lopen vaak tegen dezelfde zaken aan. En natuurlijk hebben ze vroeg of laat allemaal met hetzelfde probleem te maken; ‘hoe komen we aan leden?’ Ook daar besteed ik aandacht aan. Allemaal opgezet vanuit mijn praktijk ervaring dus geen bronnen etc, sorry 😉. Maar eerst de typen clubjes. De vereniging Een groep spelers wil graag spelen. Natuurlijk kent er wel iemand een notaris en een notaris adviseert altijd; begin een vereniging. Een vereniging begint men meestal uit praktische en organisatorische overwegingen. ‘We hebben een middel nodig om geld te innen van de leden, cursus ruimten te huren, docenten etc etc.’ In ruil voor een jaarlijkse contributie regelt de vereniging alles voor je en mag jij een keer per jaar je stem laten horen. Er wordt een bestuur gekozen dat besluiten maakt horende de leden. Er worden algemene statuten opgesteld en een huishoudelijk regelement waarin de praktische zaken geregeld worden. Dit huishoudelijk regelement mag alleen aangepast worden bij meerderheid van stemmen van de leden, maar zonder dat het de notaris hoeft te passeren, meestal net als eventueel ‘oneervol ontslag’ van leden. In de praktijk houdt het bestuur zich vooral bezig met het voortbestaan van de vereniging en het aantrekken van zoveel mogelijk leden. Leden willen namelijk altijd dat de contributie omlaag gaat en dit kan meestal alleen gefaciliteerd worden als er meer leden zijn. Het voortbestaan is dus vele malen belangrijker dan het artistieke product. De keuzes die het bestuur maakt, zijn dan ook altijd gebaseerd op het ‘plezieren’ van de leden. En dat is dan ook gelijk het grootste manco van een vereniging: ‘het democratische proces’ dat weinig ruimte laat voor individuele groei en of ambitie. Het is wel de duurzaamste organisatie als je geen subsidie krijgt. De groep Met enkele gelijkgestemden ben je weggelopen uit je vereniging en creëer je een groepje. Een speeltuin waarin je met elkaar datgene gaat maken dat je niet voor elkaar kreeg bij je vereniging. Je hebt veel plezier met elkaar en dat spat er af op het podium. Daardoor krijgen jullie binnen je niche best veel publiek en sociale status. Je komt makkelijk tot besluiten, want dat jullie dezelfde behoefte en smaak hadden, was jullie reden om elkaar op te zoeken. Zodra er een docent ingehuurd moet worden hoesten jullie samen even een bedrag op en ook de huur van dat theatertje draag je met elkaar. Van de opbrengst van de recette, wordt de pianist betaald en de rest wordt die avond in de kroeg opgedronken. Soms is er een klus, maar dan is er gelukkig altijd wel iemand die ZZP’er is en via payroll systemen de anderen uitbetaald. Maar na een tijd is het plezier van het begin er een beetje af. Soms is het succes iets minder of er zijn irritaties onderling zoals: die ene ZZP’er verdient nu wel heel veel aan de rest, zij doet nooit iets in de organisatie en weer een ander is wel heel dominant in hoe de voorstelling moet gaan. Of iedereen heeft het heel druk met werk of krijgt kinderen en als een nachtkaarsje dooft het plezier en daarmee ‘de groep’ uit. Het gezelschap Het grootste verschil met het gezelschap boven de andere hierboven staande organisaties is dat het eindproduct centraal staat. Dit eindproduct en de continue kwaliteit hiervan worden bewaakt door een artistiek leider. Deze visionair wordt voor een bepaalde tijd aangesteld om zijn visie om te gieten tot een product met continue kwaliteit. Hiervoor mag hij spelers/acteurs aantrekken en ontslaan. Aan het einde wordt hij afgerekend op de kwaliteit van het artistieke product. Hij wordt ondersteund door een heel team onder leiding van de zakelijk leider. Niks geen inspraak, niks geen democratische besluitstroop, alles is ondergeschikt aan het product. Het lastige is dat dit eigenlijk alleen werkt als je subsidie krijgt waardoor je of tegen een belachelijk laag lidmaatschap of tegen betaling spelers laat spelen. Anders krijg je snel dat spelers toch de behoefte aan inspraak willen, want wie betaalt, bepaalt immers. De sociale status hiervan is groot, want je bent geselecteerd en je speelt doorgaans in een succesvol product. In de amateur of semi prof sector werkt dit het beste op project basis. Het staat en valt echter wel met de financiering, als deze wegvalt en niet opgevangen wordt door recette of andere vormen van inkomen, valt de boel uiteindelijk uit elkaar. De Business Deze valt er niet helemaal in, maar ik neem hem toch even mee omdat het in de praktijk wel een optie is. Het is wat er gebeurt wanneer de zakelijke belangen en de zakelijk leider de overhand nemen. Bij de vereniging kan dit gebeuren wanneer er (om de contributie te verlagen) een klussen team opgezet wordt en dit team steeds succesvoller wordt en de leden die zich hier veel voor inzetten ook een gage gaat uitbetalen. Vervolgens gaan ze zelf de leden willen kiezen voor de bijbehorende klussen om de kwaliteit te waarborgen. Langzaam gaan ze zich verder als autonome entiteit binnen de vereniging bewegen totdat ze een eigen bedrijf worden met een eigen business model. Het spelen voor de vereniging wordt secundair. Of een subgroep uit de vereniging vergaart kennis buiten de vereniging en begint een bedrijf. Ook hierbij zie je dat deze leden op den duur uittreden. Vanuit de groep kan het ook. De ene ZZP’er groeit met zijn business of de groep doet meer en meer zakelijke klussen en tijgert zijn weg naar een VOF. Bij het gezelschap gebeurt het wanneer er geen subsidie is en het gezelschap op andere wijzen aan hun geld moeten komen. Je ziet dit bijvoorbeeld wanneer onderwijs of bedrijfsworkshops bij theatergezelschappen een steeds belangrijkere rol in gaan nemen. Het gezelschap gaat vooral in opdracht van bedrijven en instellingen producties maken en de zakelijk neemt de facto de leiding over van de artistiek leider. Het grootste verschil met alle eerder genoemde vormen is, dat vooral de winst en de klant de belangrijkste doelen worden. Onder de blog vindt je de matrix samenvatting: Ledenjacht Dan nog een kort extraatje. Hoe kom je als clubje aan leden en hoe behoud je ze? Ervaring leert me dat er twee zaken zijn die maken of iemand zich aan wil sluiten en vooral aangesloten wil blijven. Dat iemand iedere maandagavond zijn kinderen en partner teleurstelt en zich naar het repetitielokaal begeeft; sociale status en beloning. Sociale status Het biertje dat je na afloop wordt aangeboden door een fan, je kop in de lokale krant, die keer dat je op straat herkend werd en natuurlijk dat moment waarop alle ogen jouw kant op gaan als je op het theaterweekend verteld dat je bij ‘HET’ clubje bent gevraagd. Kortom het applaus! Je kan je bescheiden opstellen, maar kom op, als je niet een beetje aandachtgeil was, was je wel gaan klaverjassen. Beloning ‘Show me the Money!’ Beloning hoeft niet alleen financieel te zijn, maar het is wel makkelijk. ‘Sorry schatje het is werk’ is natuurlijk het ultieme excuus om die maandagavond de deur achter je dicht te trekken. Beloning kan ook op andere manieren tot uiting komen bijvoorbeeld op het gebied van gemak door de spelers te ontzorgen. Ook op sociaal gebied kan je belonen, zo zijn sommige spelersgroepen ook echte hechte vrienden groepen. Een jaarlijkse barbecue of theaterweekend doen dan wonderen. Kanttekening bij deze laatste is wel dat wanneer het biertje na de repetitie belangrijker wordt gevonden dan de les, het is doorgeslagen en het einde in zicht is. Tevens staan ‘inner cicles ‘ met een kleine groep hele hechte vrienden niet open voor nieuwe leden. Wanneer de sociale status en de beloning hoog zijn, heb je als groep de sterkste cohesie en aantrekkingskracht. Wanneer een van de twee wegvalt, omdat de groep bijvoorbeeld niet meer wil optreden of de contributie verhoogd moet worden, neemt de motivatie af. Dan is het goed om als organisatie in te grijpen: ‘Oké, de contributie moet omhoog, maar dan spelen we wel in een super vet decor!’ Hieronder heb ik het voor je in een matrixje gezet. In het bedrijfsleven zie ik dit trouwens ook terug: “oké, ik werk dan wel als ICT’er maar ik heb wel een dikke leasebak onder mijn kont!” Zie de samenvatting in de Roos/matrix onder de blog. Dit waren mijn ervaringen, ik ben benieuwd naar alle uitzonderingen op de regel die jullie hebben ervaren en wens je veel plezier in de keuze voor jullie nieuwe vereniging, groep of gezelschap. |
Details
FulcoFulco is theaterdocent en impro speler Archives
November 2024
Categories |